Eileen slaat de lakens terug. Ze komt haar bed uit en gaat bij het open raam staan. Voor de Highlands is het een ongewoon drukkende nacht. Met trillende vleugeltjes plakken de muggen tegen de hor. Het vreugdevuur bij het meer — loch — verbetert ze zichzelf, weerkaatst in het zwarte water. Tromgeroffel en gezang drijven haar kant op; het wakkert een onderhuids verlangen aan.
Ze gaat naar buiten, de donkere nacht in. Iets laat haar naar het kleine kerkhof aan de rand van het landgoed lopen. De aantrekkingskracht ervan kan ze niet weerstaan. Knarsend zwaait het ijzeren hekje tussen de afgebrokkelde stenen muren open en met kromme tenen wiebelt ze over het grindpad langs de grafzerken. De scheefgezakte kruisen leunen tegen elkaar als oude, vergeten geesten.
Onder de eik, die de rustplaats met zijn takken omhult, gaat ze op het bankje zitten en veegt wat gruis van haar voetzolen.
De maan verschuilt zich achter traag passerende wolken. Boven de bergtoppen licht de hemel af en toe op. Gepaard met donker gerommel komt er een windvlaag voorbij en begint het bladerdak te ruisen.
Haar nekharen gaan overeind staan en met een ruk draait ze zich om.
‘Eileen…’, zegt Matt op een zangerige toon. Hij komt los uit de schaduw van de boom.
Ze voelt zich bloot in haar nachthemd dat amper haar billen bedekt.
Matt komt dicht bij haar staan. ‘Er hang iets in de lucht, vind je niet?’ Met zijn duim strijkt hij langs haar hals naar beneden. In het kuiltje van zijn kin groeit een plukje haar.
Het lijkt alsof ze buiten zichzelf staat en ook weer niet. ‘Je vrouw …’, hoort ze zichzelf van ver weg fluisteren.
‘Het is midzomernacht, Leannan, niemand kan de magie ervan weerstaan.’ Hij trekt haar naar zich toe.
Ze duwt hem weg. ‘Ik anders wél.’ Het moet niet gekker worden.
Pracht verhaal.
LikeGeliked door 1 persoon
Bedankt voor je leuke reactie, Marianne.
LikeLike