———
Luid gekwaak en gespetter geven aan dat er eenden in nood zijn. In gedachten zie ik een snoek arme kuikentjes verslinden, of een roofvogel op zoek naar een gemakkelijke prooi.
Vastbesloten moedereend te helpen ren ik naar de sloot. De rietkraag belemmert mijn zicht. Aan het geluid te horen heerst er paniek. In de lucht is nergens een vogel te bekennen. Een reiger misschien?
Ik buk en raap een steen op. Het is drassig na de langdurige regen. Voorzichtig sop ik naar de waterkant, buig het riet opzij — houd mijn adem in — en geloof mijn ogen niet.
Een woerd is bezig … nou ja, zeg … een vrouwtjeseend te verzuipen.
Met opeengeperste lippen en samengeknepen ogen probeer ik mijn trefzekerheid in te schatten. Ik moet natuurlijk wél het mannetje raken. Het vrouwtje hakt met haar snavel op de kop van haar belager.
‘Goed zo, meid. Bijt maar van je af,’ fluister ik.
Letterlijk kwakend gaat ze ten onder. Nu zie ik mijn kans en ik hef mijn arm. De steen ligt warm in mijn handen. Twee bijen zoemen tussen mijn benen door. De paarse bloemetjes van een smeerwortel steken onder mijn wandelschoenen uit. Vlug doe ik een paar stappen opzij en verwens mezelf dat ik niet beter heb opgelet waar ik mijn voeten neerzet.
Al vechtend drijven de eenden weg. Ik buig voorover en wil mijn gewicht verplaatsen, maar mijn schoenen zitten in de blubber vastgezogen.
‘Shi-hit!’ Ik zoek houvast aan de scherpe stengels. Het riet buigt gewillig uiteen als ik de sloot in kukel.
Met veel gesnater vliegt het eendenpaar eensgezind weg.—
Meta het is een mooi verhaal ,moest wel grinniken hoe kom je er op ,prachtig .
LikeLike
Dank je wel! Haha, ik weet niet, het zou echt iets voor mij zijn 😉
LikeLike