Het ondergelopen weiland voor hun huis was veranderd in een ijsvlakte. Viel er normaal gesproken niets te beleven aan het einde van de doodlopende weg, met hier een daar een boerderij, was het nu een drukte van jewelste. Zelfs op het erf stonden auto’s.
Met gestrekte benen zat Nienke op een stoel, na lang zeuren mocht ze op het ijs. Haar vader bond de geslepen schaatsen onder haar laarzen. Voordat ze naar buiten mocht, deed haar moeder de capuchon over haar muts en knoopte de sjaal zo strak dat ze bijna stikte. Het wollen vest kriebelde onder haar anorak.
‘Wil je een stoel mee?’ vroeg haar moeder.
‘Nee.’ Ze was toch geen klein kind meer?
‘Als je het koud krijgt moet je naar de kant komen en zwaaien,’ riep haar vader haar na.
Het ijs was veel gladder dan ze in herinnering had. Zonder haar schaatsen op te tillen glibberde ze een paar meter vooruit. Annie — haar jongere buurmeisje — schoot rakelings voorbij, waardoor ze haar evenwicht verloor en op haar achterste belandde.
Het donkere ijs kraakte en zong onder haar stoelpoten toen Annie stopte en omkeerde. ‘Heb jij je pijn gedaan?’ vroeg ze, haar wangen rood van de kou.
Nienke schudde haar hoofd. Op haar knieën hield ze zich aan Annies stoel vast en krabbelde overeind. De snijdende wind blies hen vooruit, steunend op de leuning schuifelden ze erachteraan.
Klaas haalde hun met grote slagen in. ‘Hoi, bleekscheet, ben je eindelijk beter?’
Nienke knikte.
‘Dan kom je volgende week zeker weer naar school,’ riep hij over zijn schouder; weg was hij.
‘Ik ga het alleen proberen,’ zei Nienke, anders vond Klaas haar vast nog een kleuter.
Met maaiende armen zwoegde ze verder. Het ging steeds beter. Een zware hoestbui overviel haar, wiebelig boog ze voorover en de stomme muts schoof half voor haar ogen. Ze kon niet zo goed zien waar ze heen schaatste.
Een lange man in een trainingspak scheerde voor haar langs. Zijn noren vormden een hoopje ijssneeuw toen hij krassend stopte. ‘Daar achter zijn wakken,’ waarschuwde hij. ‘Je moet bij de anderen blijven. Kom mee.’
Vliegensvlug vloog Nienke met hem over het ijs. Ze durfde haar voeten niet eens op te tillen. Haar ogen traanden van de wind. Kort voor de mensenmenigte liet hij haar hand los en met een vaart gleed ze door. Van schrik zette ze haar voeten schuin, ging iets door haar knieën en probeerde af te remmen. Een schaats bleef hangen. Nienke smakte op haar buik. Voor een plank op houten schragen kwam ze tot stilstand. Oranje tentzeil klapperde in de wind.
Iemand tilde haar op, zette haar op een slee en sloeg de sneeuw van haar kleren. Haar blote voet prikte en voelde stijf van de kou. Rillend veegde Nienke met haar wanten het bloed van haar geschaafde tenen. Brullend van de lach kwam Klaas met haar laars en Friese doorloper aan geschaatst. Zijn rode wenkbrauwen waren wit bevroren, zijn sproeten fel oranje.
Ze schaamde zich kapot. Nu vond hij haar vast helemaal een dom wicht.
Boer Jansen stond achter de toonbank en roerde in een dampende pan. ‘Jij lust vast wel chocolademelk, meiske,’ zei hij, en knipoogde.
Voorzichtig trok Nienke de ijskoude sok aan. Ze kreeg haar voet niet eens in de laars, zo’n pijn deden haar tenen.
Boer Jansen kwam achter de toonbank vandaan en gaf haar de chocolademelk.
‘Jongeman.’ Met zijn pollepel wees hij naar haar buurjongen. ‘Jij brengt Nienke zo met de slee thuis, dan verdien je ook een beker.’
Ze glimlachte in haar sjaal. Klaas zou haar thuisbrengen.
Vind ik leuk:
Like Laden...